Jean Desmet was één van de grootste filmondernemers in Nederland én hij documenteerde en bewaarde bijna alles wat met zijn bedrijf te maken had: niet alleen boekhouding en films, maar ook affiches, reclamedrukwerk en kattebelletjes. Op die manier ontstond een buitengewoon archief. Dit kreeg in 2011 wereldwijde erkenning toen UNESCO het opnam in haar Memory of the World Register. Hier vertellen we hier het verhaal van Jean Desmet en zijn filmnalatenschap, met foto's, films, drukwerk en brieven uit zijn archief. Het begint op de kermis...
Dossier Desmet
Het archief van Jean Desmet (1875 - 1956) is één van de belangrijkste onderdelen van de Eye-collectie. Desmet was een toonaangevende bioscoopeigenaar en filmdistributeur in de jaren tien, een tijd waarin film, begonnen als kermisattractie, een eigen plaats begon te krijgen: in de bioscoop.
Kermisman
Jean Desmet werd geboren op 26 augustus 1875 in de buurt van Brussel. Het gezin verhuisde al snel naar Den Bosch; zijn vader, Maréchal Desmet, was een arme koopman met een verpieterde textielhandel. Maréchal stierf in 1893. Daarna begon Jeans moeder Rosine met aardewerk de kermissen af te reizen; hij hielp haar als oudste zoon. Zijn moeder overleed echter een jaar na zijn vader.
Jong kostwinner
Jean was nog geen twintig, maar moest voor het gezinsinkomen zorgen voor zijn vijf broers en zussen, waarvan de jongsten tijdelijk naar een weeshuis gingen. Deze verantwoordelijkheid droeg zeker bij aan zijn keuze om kermisondernemer te worden, hoewel hij dus niet uit een typische kermisfamilie kwam. Desmet breidde de handel van zijn moeder uit met draaiorgels, die hij ook aan anderen verhuurde. In 1896 trouwde hij met Catharina Dahrs, met wie hij een jaar later een ‘Wonderrad van Avontuur’ ging exploiteren. Hun kinderen Catharina (1898) en Maréchal (1899) reisden mee toen ze klein waren; later gingen ze naar kostschool.
Attracties
Het Wonderrad werd als kansspel verboden in 1905. Dus begon Desmet een andere populaire nieuwigheid, een ‘tobogan’: een hoge spiraalvormige glijbaan. Tobogans waren populair maar niet zonder gevaren; steeds meer gemeentes wilden de stellage niet op hun kermisterrein. Desmet had dus reden om alvast uit te gaan zien naar een attractie die hij ernaast kon exploiteren. In 1907 kocht hij een reisbioscoop: 'The Imperial Bio'.
Travelling cinema
Jean Desmet stapte in toen de reisbioscoop al een bewezen succesnummer was: de eerste films werden in Nederland vertoond vanaf 1896 en vonden vrijwel meteen hun weg naar de kermis. Rond de eeuwwisseling hadden de meeste kermissen al een bioscooptent. Buiten de kermis waren films ook steeds vaker te zien in variététheaters die korte films tussen de goochel- en dansacts vertoonden. In de wintermaanden huurden sommige kermisvertoners bovendien zaaltjes en vertoonden daar films.
Om in deze al redelijk volle markt succes te hebben zorgde Desmet voor een opvallende gevel op zijn tent en vooral een luxe aangekleed interieur. Doordat hij al een stoommachine had die de tobogan van stroom voorzag, kon hij beide attracties volhangen met elektrische verlichting; ‘s avonds vormde dit een echte bezienswaardigheid op zichzelf.
De hele familie doet mee
Desmet was een man die geen kans liet liggen om geld te verdienen; tegen een entree van tien cent was ook zijn weelderig gedecoreerde woonwagen te bezichtigen. De hele familie was betrokken bij het runnen van de attracties: zijn vrouw Catharina tot haar overlijden in 1907, zijn zwager en diens echtgenote reisden met hem mee. Desmets kinderen reisden in hun vakanties mee. Ook zijn jongere broers gingen in kermiszaken; Ferdinand zou een echte kermisondernemer worden met onder meer danstenten en een rodelbaan. Ook Mathijs runde een tijdje een danstent, Theo een zogeheten schervenkeuken. Jean had zijn zinnen gezet op iets anders: in de steden verschenen de eerste vaste bioscopen.
Bioscoopeigenaar
Het filmlandschap veranderde snel aan het begin van de twintigste eeuw: films werden steeds vaker vertoond op andere plaatsen dan de kermis en het varieté. De eerste vaste bioscopen openden in Nederland vanaf 1906, het ging de eerste jaren om een handjevol. Op 13 maart 1909 opende Desmet een vaste bioscoop in Rotterdam: de Cinema Parisien op de Korte Hoogstraat. Na het openen van Parisien zou zijn reisbioscoop nog zeker een jaar de kermissen afgaan, maar zelf was hij daar niet altijd meer bij.
Bijzondere publiekstrekker
Desmet was een vertoner (en later een verhuurder) van films, maar geen producent. Wel liet hij een heel enkele keer een film in opdracht maken – in de traditie van de reisbioscoop, waar het vertonen van een lokale opname een publiekstrekker van jewelste was. Zo'n opdrachtfilm van Desmet is Bezoek van de koninklijke familie te Rotterdam:
Desmet liet deze film maken toen de koninklijke familie de stad bezocht in september 1913. Er is een massa mensen op straat om een glimp van koningin Wilhelmina en prins Hendrik te zien. Zij maken een aantal ritten door de stad in een open rijtuig en een boottocht.
De crux was natuurlijk dat Desmets Rotterdamse bioscopen goed in beeld waren: Cinema Parisien en Cinema Royal, Desmets tweede bioscoop die net was geopend op de Coolsingel. Voor de ingang van de Parisien poseert het personeel.
Bij Cinema Royal zijn de affiches van de films Lastertongen (Il veleno delle parole, 1913, Celio film) en De loerende dood (Den lurende Död, 1913, Dania Biofilm) te zien. In Cinema Parisien draait De valsche edelman ontmaskerd (La tutela, 1913, Celio Film).
Bioscopenimperium
Maar ondertussen had Desmet verder gekeken dan Rotterdam. In 1910 was hij ook een bioscoop begonnen op de Amsterdamse Nieuwendijk, óók Parisien geheten. En daar bleef het niet bij. Samen met een aantal familieleden exploiteerde Desmet bioscopen in onder meer Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen, Amersfoort, Eindhoven en Bussum. Desmet als bioscoopeigenaar was betrokken bij zeker tien bioscopen.
Papierwinkel
Dit is de tijd dat er voor Desmet heel veel papierwerk bijkomt: loonlijsten, belastingen, verzekeringen, onderhoudsovereenkomsten. Alles is in het archief bewaard; zodoende is tot in detail te achterhalen hoe de zakelijke kant van het filmwezen in elkaar stak.
Maar de personeelsstukken spreken op een veel directere manier: Desmet bewaarde ook de kaart van de explicateur die zich aanbeveelt, de sollicitatie van een filmoperateur, afschriften van royale en magere referenties - de laatste gepikeerd geretourneerd!
Distributeur
Hoe kwamen de bioscopen wekelijks aan films? Een vaste bioscoop exploiteren was namelijk iets heel anders dan een filmtent: als filmvertoners rondreisden met kermis of jaarmarkt, was het publiek in elke plaats nieuw en konden ze steeds dezelfde films vertonen. In een vast bioscoopgebouw kwam het publiek altijd uit dezelfde omgeving en moesten er soms tweemaal per week nieuwe films op het programma. Films waren bovendien een stuk korter dan nu, dus voor een voorstelling waren al snel vijf of zes titels nodig. Eerst kóchten bioscopen hun films, vaak van elkaar. Nieuwe films werden direct gekocht bij de makers zelf (de producenten) – soms nadat zij ze zelf vertoond hadden. Desmet kocht wel eens films bij de gebroeders Mullens (actualiteiten).
Beleef een avondje film zoals in 1915
Veel films die Desmet in distributie had zijn niet bewaard gebleven. Maar uit de vele overgebleven films konden toch een aantal (bijna) complete programma's gereconstrueerd worden. Hier is zo'n programma uit de eerste week van januari 1915, van de Vlissingse bioscoop Bellamy: een reisfilm, een melodrama, een misdaadfilm, dit alles gelardeerd met een paar komedies:
Begin filmverhuur
De eerste distributeurs die films verhuurden moesten hun handel met vallen en opstaan opzetten, omdat vaste bioscopen een nieuw fenomeen waren. Het idee van filmverhuur lijkt achteraf heel logisch, maar duurde een paar jaar voordat vraag en aanbod elkaar echt hadden gevonden. Naarmate er meer bioscopen kwamen, nam de vraag naar huurfilms toe – en naarmate er makkelijker aan films te komen was, kwamen er meer bioscopen.
Desmet zette vanaf 1910 zijn eigen filmverhuur en -distributiebedrijf op en verdiende zo ook geld aan andere bioscopen. Hij opende zijn Internationaal Filmverhuurkantoor Jean Desmet op de Amsterdamse Nieuwendijk, boven zijn bioscoop Parisien.
Bloei
Op filmbeurzen kocht hij volledige filmprogramma's die hij inclusief affiches verhuurde aan Nederlandse bioscoopeigenaren. Eind 1911 begon hij met de verhuur van losse films. Hij werd in een paar jaar één van de grootste distributeurs van Nederland.
Verhuur aan de rijwielhandel
Desmet verhuurde in alle uithoeken van het land: overwegend, maar zeker niet uitsluitend aan bioscopen. Ook allerlei andere bedrijven organiseerden filmvertoningen: hotels, café's, concertzaaltjes, maar ook bijvoorbeeld een stoomtimmerfabriek en een fietsenfabriek.
De eerste helft van de jaren tien kwam Desmets filmbedrijf tot volle bloei. De strooibiljetten uit deze periode die als promotie werden uitgedeeld geven een goede indruk van het soort films dat Desmet verhuurde:
Desmet hertrouwde in 1912, met Hendrica ‘Rika’ Klabou, die hij ook op de kermis had leren kennen. Het stel kreeg één dochter, Jeanne.
Vastgoedman
Samen met een aantal familieleden exploiteerde Desmet bioscopen in onder meer Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen, Amersfoort, Eindhoven en Bussum. Maar vanaf 1915 wordt het moeilijker.
De Eerste Wereldoorlog: het tij keert
In de zomer van 1914 is de Eerste Wereldoorlog uitgebroken, en hoewel Nederland neutraal blijft, droogt de Europese filmproductie behoorlijk op. Amerikaanse films vullen het gat, maar het lukt Desmet niet om een voor hem lucratieve handelsrelatie met de Amerikaanse productiemaatschappijen op te zetten. In 1916 stopt hij met het aankopen van films. Hij begint ook zijn bioscopen te verkopen.
Vastgoedsucces
Desmet wordt meerderheidsaandeelhouder in de Amsterdamse vastgoedmaatschappijen Fortuna en Roggeveen. Fortuna is een NV die onder meer woningen aan Nieuwe Prinsengracht beheert, Roggeveen beheert een aantal percelen in de Roggeveenstraat. Hij is een formele en zakelijke huisbaas en de zaken gaan dan ook goed. Zijn zwager Piet Klabou - de broer van zijn echtgenote Rika - wordt één van zijn vaste zakenpartners en heeft minderheidsaandelen. Desmet wordt directeur van beide bedrijven. Later betrekt hij ook zijn dochter Jeanne en haar echtgenoot F.C.J. Hughan in de zaken.
Flora Palace
Toch lijkt het erop dat hij altijd is blijven dromen van film en kermislichten. Niet alleen omdat hij zijn bioscoop Parisien in Amsterdam altijd heeft aangehouden, maar ook omdat hij jaren heeft gewerkt aan een nooit gerealiseerd megaproject: Flora Palace.
In 1928 richtte hij een nieuw vastgoedbedrijf op: de nv Madrid, exclusief gewijd aan een nieuw te bouwen gigantisch uitgaanscomplex op de Amsterdamse Amstelstraat 20 – 28, de plaats van het vroegere Variété Flora.
Het was een plan dat zijn gelijke niet kende in Nederland: het nieuw te verrijzen Flora Palace moest ruimte bieden aan een theater met 2250 zetels, een overdekte ijsbaan, een cabaret en een daktuin met café-restaurant. Hier hoorde een architect bij die ervaring had met ambitieuze projecten: Jan Wils – de architect van het stadion waar de Olympische Spelen van 1928 werden gehouden. Hoewel de crisis roet in het eten gooide, en de Tweede Wereldoorlog uiteindelijk definitief afstel betekende, heeft Desmet de hoop nooit opgegeven. Rond zijn tachtigste verjaardag in 1955 schreef hij Jan Wils dat hij nog steeds met het Flora-plan in zijn hoofd rondliep.
Jean Desmet overleed in 1956 op 81-jarige leeftijd. Hoewel hij toen dus al decennia uit de filmhandel was, had hij het bedrijfsarchief uit zijn distributiejaren altijd bewaard. Hij liet het na aan het toenmalige Filmmuseum, de voorloper van Eye.
Unieke filmcollectie
Bijna alle films die hij naliet zijn bijzonder, omdat de meeste films uit de eerste decennia van de geschiedenis van de film zijn verloren gegaan; ze raakten versleten van het vele afspelen en werden uiteindelijk vaak vernietigd. Soms werd getracht uit de filmemulsie zilver terug te winnen.
Opslag van oude films was ook ongebruikelijk omdat het toenmalige filmmateriaal, cellulosenitraat, erg brandbaar was. Als films niet opzettelijk werden vernietigd, gingen ze nog wel eens per ongeluk in vlammen op. Bovendien werd film gezien als een gebruiksvoorwerp met doorgaans weinig culturele waarde.
Verantwoorde films vaak bewaard
Als een filmliefhebber dus al de behoefte voelde om films te bewaren, wilde hij selecteren. Dit betekent dat in eerste instantie vooral de verantwoorde films zijn gered, zoals in het in 1919 opgerichte Nederlandsch Centraal Filmarchief.
De publiekstrekkers van Desmet
Desmet kocht juist films vanuit commercieel oogpunt en de films die hij naliet zijn bijzonder om hun alledaagsheid: ze laten zien wat het aanbod van reguliere bioscopen was; de publiekstrekkers die het gros van de vertoningen vulden.
Zijn nalatenschap is met veel liefde en aandacht bewaakt door zijn kleindochter Ilse Hughan (de dochter van Jeanne). Zij zorgde er tevens voor dat het interieur van de Amsterdamse Parisien-bioscoop bij het toenmalige Filmmuseum terechtkwam.
Werk aan de Desmet-collectie
Wat nu de ‘Desmet-collectie’ heet, kwam vanaf 1957 in delen naar het Nederlands Filmmuseum, de voorloper van Eye. Het was toen nog een kleine instelling, en de eerste aandacht ging naar de films.
Conserveringen in zwartwit
In tegenstelling tot wat nog steeds vaak gedacht wordt, zijn niet alle vroege films zwartwit. Kleuringsprocessen zoals tinting, toning en soms handmatige inkleuring werden al vroeg gebruikt.
Voor alle archieven die nitraatfilms wilden conserveren was kleuring een lastig dilemma. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw was het gebruikelijk om gekleurde nitraatfilms te conserveren door ze te kopieëren naar zwartwit acetaatfilm. Een kopie op zwartwitfilm was goedkoper en duurzamer dan op kleurenfilm.
Wat echter ook een rol speelde was de heersende opvatting over gekleurde stille films. Kleuring werd gezien als iets incidenteels en als een nabewerking die niet bij het oorspronkelijke zwartwit productieproces hoorde.
Restauraties in kleur
Maar de tijden veranderden. Een nieuwe generatie van filmwetenschappers constateerde dat kleuring in feite zo vaak voorkwam in stille films, dat het als een integraal deel van de vroege cinema beschouwd zou moeten worden.
Het Filmmuseum was één van de eerste filmarchieven die zijn beleid aanpaste, vooral omdat het nadacht over het restaureren van vaak bontgekleurde films uit de Desmetcollectie.
In 1986 en 1987 veroorzaakten de eerste kleurenrestauraties van Desmetfilms nogal wat ophef toen ze vertoond werden op het belangrijkste internationale festival voor stille film: Le Giornate del Cinema Muto in het Italiaanse Pordenone. De critici vonden de kleuren schreeuwerig en ordinair. Anderen waren juist heel enthousiast en meenden dat de nieuwe standaard was gezet.
Onbekende meesterwerken
Niet alleen de kleurenpracht zorgde voor een grote verrassing. Sommige films, zoals Fior di male (Italië, 1915) bleken meesterwerken te zijn waar eigenlijk niemand ooit van had gehoord. Het onvermijdelijke gevolg was dat de geldende canon van de zwijgende film op losse schroeven kwam te staan. Plotseling was er erg veel internationale belangstelling voor de Desmet-collectie.
Meer dan 100.000 scans
Hoewel de meeste affiches en foto's al eerder waren geinventariseerd, geconserveerd en gescand, duurde de inventarisatie van de rest van Desmets papieren jaren - voornamelijk bedrijfspapieren en administratie. De hoeveelheid documenten is dan ook enorm; de digitalisering leverde meer dan 100.000 scans op.
Pas toen deze papieren grondig werden bestudeerd in de jaren negentig werd duidelijk dat Desmet niet helemaal was gestopt als bioscoopondernemer na 1920, wat eerder werd gedacht.
Het eerste wetenschappelijke werk over de Desmetcollectie verscheen toen filmhistoricus Ivo Blom in 2000 promoveerde. In 2003 verscheen de Engelstalige handelseditie van zijn dissertatie: ‘Jean Desmet and Early Dutch Film Trade’.
Volledige filmografie
Filmografie Desmet-collectie
Bekijk Desmet-films online
Een aantal films uit de Desmet-collectie kun je meteen online zien.
Direct kijken